Een werkgever geeft een werknemer een vierde arbeidsovereenkomst met een vaststellingsovereenkomst als bijlage waarin meteen een einddatum is bepaald. De werknemer vindt dat de vaststellingsovereenkomst is opgedrongen en probeert onder de overeenkomst uit te komen.
De situatie
Een werknemer heeft opeenvolgend drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten:
van 18 augustus 2008 tot 18 augustus 2009
van 18 augustus 2009 tot 18 februari 2010
van 18 februari 2010 tot 18 februari 2011.
Aansluitend wordt een vierde arbeidsovereenkomst gesloten, maar dan voor onbepaalde tijd.
Daarin is vastgelegd dat er aanvullende afspraken zijn gemaakt over de duur en beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarbij wordt verwezen naar een bijgevoegde vaststellingsovereenkomst.
Inhoud vaststellingsovereenkomst
In die vaststellingsovereenkomst staat dat de arbeidsovereenkomst per 18 februari 2011 zal worden verlengd op voorwaarde dat duidelijk zal zijn op welke datum die arbeidsovereenkomst alsnog zal eindigen. De werkgever probeert in de vaststellingsovereenkomst alle arbeidsrechtelijke valkuilen te vermijden. Er staat onder meer in dat de werknemer bezwaar heeft gemaakt tegen het voorstel, en dat de werknemer zich realiseert dat de werkgever de arbeidsovereenkomst alleen maar verlengt als hij akkoord gaat met een vooraf vastgestelde einddatum. Er wordt vermeld dat de beëindiging niet de werknemer te verwijten valt en dat de werkgever de werknemer in de gelegenheid heeft gesteld om juridisch advies in te winnen. De einddatum wordt op 1 januari 2012 gesteld. Op 13 december 2011 roept de werknemer de nietigheid van de vaststellingsovereenkomst in.
Kantonrechter: vaststellingsovereenkomst is nietig
De zaak komt voor de kantonrechter. De werknemer stelt dat de vaststellingsovereenkomst nietig is omdat die in strijd is met de regeling over de keten van arbeidsovereenkomsten (art. 7:668a BW). Daarnaast is zijn instemming met de overeenkomst tegen zijn wil afgedwongen. De rechter oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst nietig is omdat die in strijd met de openbare orde en/of goede zeden is. Het aanvaarden van de mogelijkheid om zo’n soort overeenkomst te sluiten zou de wettelijke bescherming van werknemers aantasten. De rechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2012 en kent de werknemer een vergoeding van bijna 50.000 euro toe. De werkgever gaat in hoger beroep tegen deze beslissing.
Het oordeel
In hoger beroep vernietigt het hof het vonnis van de kantonrechter. De vierde arbeidsovereenkomst is voor onbepaalde tijd overeengekomen. Dat meteen een einddatum is afgesproken in een vaststellingsovereenkomst maakt er niet opeens een tijdelijke overeenkomst van, zoals de werknemer betoogt. Daarom is de ketenregeling van art. 7:668a BW hier niet van toepassing en is er daarmee ook geen sprake van omzeiling van deze wet.
Vaststellingsovereenkomst in strijd met wet ook geldig
Een vaststellingsovereenkomst is zelfs geldig als die in strijd is met dwingend recht (art. 7:902 BW), tenzij de overeenkomst in strijd is met de openbare orde en/of goede zeden. Het hof acht het oordeel van de kantonrechter daarom rechtens onjuist: er is hier niet aangetoond dat de vaststellingsovereenkomst in strijd is met de openbare orde of goede zeden. De werknemer doet nog een beroep op misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 4). Zo’n beroep zou onder bepaalde omstandigheden volgens het hof wel succes kunnen hebben, maar in dit geval niet: de werknemer heeft niet gevorderd om de rechtshandeling (het sluiten van de overeenkomst) te vernietigen.
Weinig geloofwaardig
Het hof maakt tot slot nog korte metten met het verhaal van de werknemer. Het hof acht dat verhaal niet erg geloofwaardig. Terwijl de werkgever met een behoorlijk gedetailleerd verhaal is gekomen, blijft het verhaal van de werknemer vaag, zonder details en nauwelijks in de tijd te plaatsen, aldus het hof.
Wel of geen sluiproute?
De route om een voor onbepaalde tijd gesloten arbeidsovereenkomst, die de vierde overeenkomst op rij is, via een vaststellingsovereenkomst op voorhand al te beëindigen, sluit het hof niet af. Maar het hof laat wel duidelijk blijken dat er bij misbruik reden is voor vernietiging.